Dode plinten
De aanwezige beleidsmedewerkers, architecten, stedenbouwers en ontwerpers mogen in drie deelsessies meedenken over de plannen. In de eerste deelsessie wordt hardop nagedacht over verblijfskwaliteit. De eerste conclusie die de deelnemers aan die sessie trekken: in Stappegoor gebeurt veel zonder dat je het eigenlijk merkt. ‘Er is een enorme dynamiek hier, het is ontzettend druk, maar je merkt er soms niks van. De gebouwen zijn zo gesloten als wat. Mensen gaan naar school, naar werk of naar de sportclub, doen hun ding en duiken dan een bus of auto in.’
De grootste uitdaging is dan ook: hoe zorg je ervoor dat de bestaande gebouwen bij de openbare ruimte worden betrokken? ‘Nieuwbouw is maakbaar, daar kun je een mooie plint maken. De bestaande gebouwen zijn zo dood als wat, als je daar langsloopt zie je helemaal niks gebeuren. Hoe krijg je die bestaande plinten geactiveerd?’, vragen ze zich af. ‘Daar heb je toch de ondernemers voor nodig.’
Voorbeeld van een ondernemer met een dode plint: de Jumbo Foodmarkt. ‘Die heeft grote ramen aan één kant, maar aan de andere zijdes is het gewoon een doos, een loods.’ Dat is op te lossen door bijvoorbeeld een fietsenstalling in de buurt te bouwen, door rugzakwoningen toe te voegen of door een staalconstructie te laten begroeien met hedera. ‘Dat is wel cosmetisch, maar het is beter dan die dichte gevels.’
Wat ook ter sprake komt: de weg tussen de Tilburg Trappers en zwembad Stappegoor. ‘Dat is gewoon helemaal niks’, wordt er gezegd. Maar hier speelt ook een dilemma: de Tilburg Trappers moeten er, als er bijvoorbeeld brand uitbreekt, altijd aan twee kanten uit kunnen. Pleidooien om die weg af te sluiten, stranden daardoor. En ook op andere routes kunnen de ingrepen niet al te groot zijn: de biertruck die bijvoorbeeld aan Asian Boulevard levert, moet ook nog zijn weg kunnen vinden.
De verblijfskwaliteit moet vooral worden gezocht in de noord-zuidas. De woongebouwen die aan het toekomstige Curlinghof zullen verrijzen, kunnen bijvoorbeeld rond een hofje worden geplaatst om de boulevard ogenschijnlijk te verbreden, zo wordt er geopperd, eventueel aangevuld met kleine pocket parks. ‘In Kopenhagen heb je een groene loper met allerlei sportplekjes en verschillende sfeertjes, die een hele mooie route door het plan maken.’
In de pleinen liggen ook nog volop kansen. Willen die pleinen gaan bruisen, dan moet de horeca wel voor een andere aanpak gaan zorgen. ‘De horeca is nu heel erg naar binnen gericht, niet naar buiten. Je ziet hier alleen dat de Beren echt horeca is, de rest is heel erg verstopt’, zeggen de makers. ‘Misschien moeten we de twee pleinen complementair aan elkaar maken: dit is het plein voor sport, dit is het plein voor horeca. Dat moet allemaal naar buiten worden getrokken: als ik op het Curlingplein sta, moet ik voelen dat dit een plek is waar gesport wordt.’
Wordt er met de komst van zulke grote gebouwen, zoals op het Curlinghof en in het Apenijnenpark nog wel gedacht aan de menselijke maat? Het is wellicht een aandachtspunt. ‘Maar de menselijke maat kan ook in hele grote gebouwen zitten.’