Verslag

Rens van de Plas

Toekomstperspectief Stappegoor

CAST&co

Beneden gleden de Tilburg Trappers met hun schaatsen en ijshockeysticks over het ijs, boven organiseerde CAST op 19 september een nieuwe editie van CAST&co. Een betere locatie om het over de aanstaande transformatie van het Stappegoor te hebben, is er eigenlijk niet. Dit gebied moet veranderen; van een gebied dat sterk geënt is op sport, onderwijs en vrijetijdsbesteding naar een gebied waar veel meer in gewoond gaat worden

Dit gebied wordt gekenmerkt door grote gebouwen, schetst projectleider van de gemeente Tilburg Mia Verhoef. ‘Er is hier veel beton en asfalt. Maar er komen steeds meer woningen bij, zo zijn er al huizen gebouwd in Willemsbuiten en in Zuiderpark, de lieflijke Noorse huisjes. In Stappegoor willen we nog duizend woningen gaan bijbouwen, maar hoe gaan we dat doen?’ In de Poort van Stappegoor, een nog te verrijzen appartementencomplex, moeten 206 appartementen komen. Op het Apenijnenhof komen er 300. Wat er moet gebeuren met het Curlinghof, de parkeerplaats recht voor de Tilburg Trappers, daar wordt nog op gestudeerd, maar die parkeerplaats moet in elk geval plaats maken voor een openbare parkeergarage met daarbovenop zo’n 300 appartementen.

Met 10,2 miljoen euro van de gemeente, gematcht door het Rijk, is de schop de grond ingegaan. Tot en met 2029 staat het gebied helemaal op zijn kop. Er zijn vier ontwerpprincipes geformuleerd waar Verhoef en haar team mee aan de slag gaan:

  1. Leefbaar en toekomstbestendig. ‘Eigenlijk moet je hier geboren kunnen worden en bijna dood kunnen gaan, van kinderdagverblijf tot hogeschool en van sporten tot boodschappen.’
  2. Stedelijke kwaliteit. ‘Zorgen voor een beter leefklimaat, minder asfalt en beton, meer ruimte voor voetgangers en fietsers.’
  3. Routes en verbindingen. ‘Er zijn veel verbindingen op de noord-zuid-as, maar weinig op de oost-westas, terwijl daar de woonwijken zitten.’
  4. Bestemming Stappegoor. ‘Je bent er en je wilt er blijven. Je gaat naar de bioscoop, daarvoor kun je iets eten, maar de bewoners kunnen bijvoorbeeld ook van het sportcafé gebruikmaken.’

    De ambities voor het gebied zijn groot. Zo willen de stedenbouwers de parkeerbakken aan elkaar schakelen en het verkeer via een ondergrondse rotonde door het gebied sturen, zodat ze op maaiveld meer kunnen bouwen en kunnen vergroenen. ‘De grootste uitdaging is om de ontwikkeling goed af te maken. We willen allemaal kwaliteit, maar je moet die passie ook weten vast te houden’, vindt Verhoef. ‘Als het project loopt is het leuk, maar als het voor de politiek minder belangrijk wordt, is er een kans dat het verslapt. Ik wil ervoor zorgen dat dat niet gebeurt.’

    Dode plinten

    De aanwezige beleidsmedewerkers, architecten, stedenbouwers en ontwerpers mogen in drie deelsessies meedenken over de plannen. In de eerste deelsessie wordt hardop nagedacht over verblijfskwaliteit. De eerste conclusie die de deelnemers aan die sessie trekken: in Stappegoor gebeurt veel zonder dat je het eigenlijk merkt. ‘Er is een enorme dynamiek hier, het is ontzettend druk, maar je merkt er soms niks van. De gebouwen zijn zo gesloten als wat. Mensen gaan naar school, naar werk of naar de sportclub, doen hun ding en duiken dan een bus of auto in.’

    De grootste uitdaging is dan ook: hoe zorg je ervoor dat de bestaande gebouwen bij de openbare ruimte worden betrokken? ‘Nieuwbouw is maakbaar, daar kun je een mooie plint maken. De bestaande gebouwen zijn zo dood als wat, als je daar langsloopt zie je helemaal niks gebeuren. Hoe krijg je die bestaande plinten geactiveerd?’, vragen ze zich af. ‘Daar heb je toch de ondernemers voor nodig.’

    Voorbeeld van een ondernemer met een dode plint: de Jumbo Foodmarkt. ‘Die heeft grote ramen aan één kant, maar aan de andere zijdes is het gewoon een doos, een loods.’ Dat is op te lossen door bijvoorbeeld een fietsenstalling in de buurt te bouwen, door rugzakwoningen toe te voegen of door een staalconstructie te laten begroeien met hedera. ‘Dat is wel cosmetisch, maar het is beter dan die dichte gevels.’

    Wat ook ter sprake komt: de weg tussen de Tilburg Trappers en zwembad Stappegoor. ‘Dat is gewoon helemaal niks’, wordt er gezegd. Maar hier speelt ook een dilemma: de Tilburg Trappers moeten er, als er bijvoorbeeld brand uitbreekt, altijd aan twee kanten uit kunnen. Pleidooien om die weg af te sluiten, stranden daardoor. En ook op andere routes kunnen de ingrepen niet al te groot zijn: de biertruck die bijvoorbeeld aan Asian Boulevard levert, moet ook nog zijn weg kunnen vinden.

    De verblijfskwaliteit moet vooral worden gezocht in de noord-zuidas. De woongebouwen die aan het toekomstige Curlinghof zullen verrijzen, kunnen bijvoorbeeld rond een hofje worden geplaatst om de boulevard ogenschijnlijk te verbreden, zo wordt er geopperd, eventueel aangevuld met kleine pocket parks. ‘In Kopenhagen heb je een groene loper met allerlei sportplekjes en verschillende sfeertjes, die een hele mooie route door het plan maken.’

    In de pleinen liggen ook nog volop kansen. Willen die pleinen gaan bruisen, dan moet de horeca wel voor een andere aanpak gaan zorgen. ‘De horeca is nu heel erg naar binnen gericht, niet naar buiten. Je ziet hier alleen dat de Beren echt horeca is, de rest is heel erg verstopt’, zeggen de makers. ‘Misschien moeten we de twee pleinen complementair aan elkaar maken: dit is het plein voor sport, dit is het plein voor horeca. Dat moet allemaal naar buiten worden getrokken: als ik op het Curlingplein sta, moet ik voelen dat dit een plek is waar gesport wordt.’

    Wordt er met de komst van zulke grote gebouwen, zoals op het Curlinghof en in het Apenijnenpark nog wel gedacht aan de menselijke maat? Het is wellicht een aandachtspunt. ‘Maar de menselijke maat kan ook in hele grote gebouwen zitten.’

    Piekparkeerders

    Een andere belangrijke vraag om te stellen is: hoe moet dit gebied met mobiliteit omgaan? ‘Stappegoor is op dit moment een met de auto goed bereikbaar gebied. Dat ga je niet veranderen, de auto blijft hier een voornaam vervoersmiddel. Wel gaan we hier zwaarder inzetten op ov en komt er een nog mooiere fietsroute door het gebied te liggen.’

    Per saldo gaat het aantal parkeerplekken in het gebied er iets op achteruit. De parkeervakken op maaiveld verdwijnen grotendeels en er wordt meer ondergronds geparkeerd. Het is evident dat dat uitdagingen met zich meebrengt, want hoewel veel parkeervakken soms niet worden gebruikt, worden ze dat wél op piekmomenten.

    ‘Een supermarkt heeft zijn pieken, er zijn trainingen hier, er zijn wedstrijden van Tilburg Trappers, daar moeten we dit gebied ook op voorbereiden. Maar de hele grote pieken, van hele grote evenementen, die willen we hier niet meer faciliteren, daar moeten transferia voor komen’, schetst de verkeerskundige van de gemeente.

    Desondanks vinden ze aan tafel dat de parkeernorm nog erg hoog is. ‘Eindhoven kiest ervoor om op Strijp-S alleen bovengronds parkeren mogelijk te maken. Zij geloven er in dat de auto een andere plek gaat krijgen in de toekomst. Daarom leggen ze ook geen parkeerkelder aan: een bovengrondse garage kun je altijd nog uit elkaar schroeven’, wordt er gezegd.

    En ook in Utrecht wordt er op een flexibele manier nagedacht over verkeer. ‘Bij een ontwikkeling bij de Jaarbeurs bleken er veel meer knoppen zijn waar je aan kunt draaien: het opbouwen en afbouwen van evenementen gaf daar een grote piek in vrachtverkeer. Door in gesprek te gaan met de grote evenementen bleek er toch veel mogelijk te zijn. Misschien kan dat hier ook wel’, klinkt het aan tafel. Al zijn er ook bezwaren: het voordeel van een station in de buurt, wat in Utrecht het geval is, heeft Stappegoor tenslotte niet.

    Tilburg moet het dus anders gaan oplossen. Er komt een hov-lijn van het station naar het Stappegoor. ‘De invulling daarvan moet nog gemaakt worden, maar het wordt inderdaad een hogesnelheidsbus. Voor de bushalte in het Stappegoor gaan we een grote, mooie halteplaats maken.’ Maar ook hier vragen de gesprekspartners zich af of het niet wat ambitieuzer kan. Een metrolijn of een lightrail, bijvoorbeeld? ‘Dan ben je op de fiets zelfs nog sneller’, is de vrees.

    Uiteindelijk denken ze aan tafel vooral dat er gerust nóg meer woningen in het gebied kunnen komen. Doe er maar gerust duizend woningen bij, naast de ongeveer 1100 die er al in het gebied zullen verrijzen. Stappegoor kan het aan, zo is de gedachte. ‘Ik denk dat veel jongeren het geen probleem vinden om alleen maar met de fiets te kunnen gaan als ze een leuke woning kunnen krijgen.’

    De druk op het gebied kan ook minder worden als Stappegoor goede verblijfskwaliteit krijgt. Wie alles in de buurt heeft van zijn woning, gaat minder snel naar het centrum toe, denken de stedenbouwers aan tafel. Al heeft de binnenstad ook weer winkels en voorzieningen te bieden die er in Stappegoor niet zijn. Dat is een wankel evenwicht. ‘De vraag is: is dit gewoon een uitbreidingswijk of moet het een centrumstedelijk gebied worden?’ De identiteit van het gebied bepaalt wat je aan mobiliteitsinterventies kunt en moet doen.

    Sporten tussen gebouwen

    Over de identiteit die Stappegoor moet krijgen is het derde panel aan zet. Stappegoor moet namelijk een hele eigen identiteit kregen, net zoals Zuiderpark, Willemskwartier en Willemsbuiten een eigen identiteit hebben. ‘In Stappegoor gaan we een gestapeld programma krijgen. Dan is de vraag: waar gaan we voor? Gaan we voor jongeren, senioren, gezinnen, een mix? Bij het onderwijs dat er al zit kun je al snel denken aan starters, maar dat kan natuurlijk veel diverser. En welke identiteit past daarbij?’

    Stappegoor heeft subsidie gekregen vanuit de Woningbouwimpuls, de Wbi. Dat betekent dat een flink aantal woningen in de betaalbare klasse moet vallen. ‘Maar hier moeten ook mensen met een goede portemonnee kunnen gaan wonen, in misschien iets grotere appartementen van bijvoorbeeld 150 vierkante meter. Ik denk dat in Stappegoor meer vrijesectorkoopwoningen of middenhuurwoningen gaan komen dan elders.’

    Maar het geld is niet het enige dat telt: identiteit laat zich vooral op andere manieren uitdrukken. ‘Stel dat je van het Stappegoor nou een supersportieve woonwijk maakt en de sport naar buiten trekt, door dat te faciliteren met voorzieningen in de openbare ruimte? Dat zou geen verkeerd idee zijn.’ Bij Willemsbuiten is al een trimbaan tegen de geluidswal aangelegd, misschien kan die route worden doorgetrokken door het Stappegoor en het Zuiderpark, wordt er hardop gefantaseerd.

    Omdat Stappegoor momenteel een gebied is met veel uitgaansgelegenheden, vragen de makers zich af hoe zich dat gaat verhouden tot de nieuwe bewoners. ‘Het is goed om ons voor te stellen hoe die stromen elkaar gaan ontmoeten. Ik kan me voorstellen dat bewoners het best leuk vinden om bezoekers te kijken, maar dat ze ook eens willen ontsnappen aan al die bezoekers of dat ze gewoon eens de buurman willen ontmoeten.’ Een binnentuin, een overgangsgebied: er moet iets zijn waardoor bewoners zich écht thuis gaan voelen.

    Een gemeenschappelijke ruimte, misschien? ‘Het kan mogelijk zijn om in de gebouwen collectieve ruimtes te maken die je flexibel kunt gebruiken; de ene keer voor de vrijdagmiddagborrel, dan weer voor een andere activiteit. Of denk aan gemeenschappelijke wasruimtes of bergingen. Zo kun je onderling verbindingen maken tussen die bewonersgroepen.’

    En misschien kan de verbinding in het gebied zelf nóg beter tot stand komen, door de twee torens van het Apenijnenhof en het Curlinghof als identiteitsdragers te gebruiken. ‘In Eindhoven heb je twee van die torens en die zitten met bruggen aan elkaar. Stel dat je iets gaat doen met collectieve ruimtes op hoogte, dan krijg je ook een nieuwe dynamiek. Misschien moet je zelfs dezelfde architect vragen voor die gebouwen.’

    Op maaiveld moet er in elk geval ook wat gebeuren. Nu is er tussen twee rijbanen een grote middenberm ingetekend, waarmee de oversteekbaarheid beter wordt, maar waarvan aan tafel verwacht wordt dat die het gebied te veel gaat onderbreken. De suggestie: centreer de rijbanen bij elkaar, zodat het overige groen bij een losse wandelroute gevoegd kan worden die veel breder is. ‘Of zorg ervoor dat die middenzone geactiveerd wordt. In Strijp-S heb je een superbreed profiel met twee enkele banen en die middenstrook wordt door fietsers en wandelaars gebruikt. Daar is die strook onderdeel van de structuur.’

    Al met al is er nog genoeg waarmee de plannen voor het Hart van Stappegoor beter, scherper of groener kunnen. Projectleider Mia Verhoef neemt alle suggesties graag mee in de verdere ontwikkeling om te kijken wat er kansrijk is.