We moeten iets concreets hebben om over te
praten,” zegt programmacoördinator Henriëtte
Sanders van CAST, die het expertpanel opent.
Naast de leuke ideeën die burgers al hebben
aangedragen, is het ook noodzakelijk dat experts
op een professionele manier het vraagstuk ga-
deslaan. “Wij zijn heel erg benieuwd hoe jullie die
verdichtingsopgave bekijken,” zegt Sanders.
Er volgt een voorstelrondje door de zaal. Naast
onderzoekers Ton van der Hagen van Archistad
en Floris van der Zee en Basia van Rijt van BURA
Urbanism zijn ook stedenbouwkundigen van de
gemeente Tilburg en vertegenwoordigers van
WonenBreburg en Van de Ven Bouw en Ontwik-
keling aanwezig. Daarnaast zijn er ook enkele
projectontwikkelaars van andere bedrijven en
architecten aanwezig. Alle betrokkenen hebben
op een of andere manier een relatie met de stad.
Een korte introductie
Ton van der Hagen neemt na het voorstelrondje
kort het woord. Hij licht zijn onderzoek toe en laat
enkele kaarten zien waar de gemeente Tilburg
zich de voorbije jaren op heeft gefocust bij het
toevoegen van nieuwe woningen. De gemeente
heeft eigenlijk voortdurend gefocust op uitbrei-
ding, legt Van der Hagen uit.
Van der Hagen legt ook uit dat de stad men-
sen moet boeien en moet binden aan de stad,
en dat er voor die mensen voldoende woningen
beschikbaar moeten zijn. En dan zijn er nog bij-
komende zaken, zegt Van der Hagen: “Niet alleen
het bouwen van woningen is een opgave, maar
ook het energievraagstuk dat met al die nieuwe
woningen gepaard gaat.” Een stedenbouwkun-
dige van de gemeente Tilburg benadrukt dat er
ook andere vraagstukken liggen, zoals mobiliteit
en sociaal-maatschappelijke thema’s, die bij de
woningbouwopgave komen kijken.
Hij zegt ook dat dingen niet op zichzelf staan en
zaken altijd met elkaar in verband moeten wor-
den gebracht. “Of het nou een buurt of een wijk
is, we moeten de ruimte als één geheel interpre-
teren.” Hem is ook opgevallen dat de gemeente
daarin momenteel een kleinere rol speelt dan
sommige mensen misschien denken. “Normaal
werd een stad uitgebreid door weilanden waar de
gemeente heel veel grondbezit had. Bij deze ope-
ratie lijkt het wel omgekeerd en is de gemeente
de kleinste grondeigenaar.”
De eerste dialoog
Van der Hagen legt de hoofdvraag van het
onderzoek neer bij de aanwezigen: Hoe kan de
verdichting een verrijking voor de stad zijn?.
De betrokken experts willen daarover verschil-
lende dingen kwijt. Zo zegt een aanwezige dat er aandacht moet zijn voor de slechte soci-
aal-maatschappelijke staat van sommige wijken.
“In sommige wijken waar veel corporaties zijn
gaat het écht niet goed,” zegt deze aanwezige.
“En ik zie daarin ook wel een kans. Hoe kun je nou
die sociaal-maatschappelijke bijdrage leveren
om te komen tot een radicale herindeling tussen
mensen met weinig geld en mensen met relatief
veel geld?,” vraagt deze betrokkene zich af. Daar
kan een andere betrokkene zich goed in vinden.
Ook zij wil de verschillende inkomensgroepen
meer mengen.
Daar reageert een andere betrokkene op, die ie-
mand parafraseert die hij bij een andere meeting
in Tilburg-Noord had gehoord. Deze betrokke-
ne vertelt dat iemand op die bijeenkomst had
gezegd dat “ze het heus wel zelf kunnen, en dat
zo’n Stefan uit Amsterdam niet hoeft te vertellen
hoe het hier moet.” Deze betrokkene was ook diep
onder de indruk van de opzet van deze bijeen-
komst, die volgens hem in een soort De Wereld
Draait Door-achtige setting plaatsvond en geor-
ganiseerd werd door mensen uit Tilburg-Noord en
voor mensen uit Tilburg-Noord. Die bijeenkomst
stemde hem hoopvol en hij stelt voor die kracht
van zo’n stadsdeel te gebruiken verderop in het
proces.
Een andere betrokkene ziet dat Tilburg er lande-
lijk gezien een beetje tussenin hangt. “Tilburg was
qua inwoneraantal ooit de zesde stad van Ne-
derland, maar is nu alweer de zevende, en staat
er momenteel vooral bekend om dat het tussen
drie andere grote Brabantse steden in ligt,” zegt
deze betrokkene. “Van een stad moet je wel meer
kunnen verwachten.” Volgens deze aanwezige
moet er vooral naar voorzieningen worden geke-
ken en mag er meer worden geëxperimenteerd
met andere woonvormen. Deze aanwezige noemt
Vormenrijk daarbij als goed voorbeeld van een
nieuwe woonvorm.
Vliegen als stad
Een andere aanwezige zegt dat we bepaalde las-
tige vraagstukken integraal moeten bekijken niet
per project. “We doen ons best om per project
een duurzaamheidsambitie te halen, maar als je het met een overview bekijkt kun je dat soort
uitdagingen koppelen. Dus niet per gebouw een
boompje plaatsen, maar zoiets met een groter
perspectief bekijken,” zegt hij. Daarop reageert
iemand anders dat je ook moet inventariseren
wat de heilige huisjes zijn. “Je kunt op de Stokhas-
seltlaan niet ineens de helft van de bomen gaan
weghalen.”
Iemand anders wil ook de verschillen tussen
generaties benoemen. “Mijn generatie wil nog in
de Reeshof wonen, in een huis met een voortuin.
Maar mijn zoon wil gewoon in de binnenstad wo-
nen. Dat is gewoon echt een hele andere genera-
tie.” Deze persoon zegt ook dat we echt stappen
moeten gaan maken. “Als je alles – woningen,
voorzieningen, mobiliteit, etc. – op een goede
manier kunt organiseren, dan ga je gewoon vlie-
gen als stad.”
Weer een ander wil graag dynamische clusters
per wijk creëren. Hij haalt een voorbeeld uit
Rotterdam aan: “Daar zie je op een bepaalde
plek kroegjes, de eerste verdiepingen daarboven
heb je een hostel of iets dergelijks, en daarboven
weer een hele andere functie. Op één plek heb je
dan veel verschillende milieus,” zegt hij.
“Tilburg is een buurtenstad,” zegt iemand anders.
“Zeker oudere mensen wonen niet in Tilburg, maar
ze wonen op de Besterd of op de Korvel. Wij
merken heel erg dat de ouderen van nu gehecht
zijn aan hun buurt en dat ze daar ook oud willen
worden,” zegt deze persoon. Dat beaamt Ton
van der Hagen ook: “Mensen hebben een uitge-
sproken visie voor de plek waar ze willen wonen
en over het netwerk dat ze al hebben.” Enkele
betrokkenen zien dat ook als kans, want ouderen-
huisvesting realiseren binnen een wijk is natuurlijk
ook verdichting. “Generaties moeten ook binnen
buurten kunnen doorstromen.”
Stads- en buurtniveaus
Floris van der Zee licht het volgende blokje toe.
Hij ontleed de stad, beschrijft de kansen die
er liggen en zet de behoefte aan woningen en
voorzieningen uiteen. “We zijn nog heel schets-
matig bezig. De eindresultaten zijn niet bedoeld
als concrete voorstellen. We willen graag vooral
het gesprek aanwakkeren,” zegt Van der Zee. Hij
plaatst als onderzoeker ook een kritische kant-
tekening bij de aantallenkaart die aan het begin
van de avond is getoond: “Er zijn ook delen van
Tilburg waar helemaal geen aantallen bij staan,
maar die wel gewoon interessant kunnen zijn. In
De Blaak zouden woningen bijvoorbeeld gesplitst
kunnen worden.”
“Ik ben getriggerd door de wijkaanpak,” zegt een
aanwezige. “Ik zou het wel interessant vinden om
mijn moeder in Broekhoven straks een plaatje te
kunnen laten zien van hoe de woningen, parkeer-
gelegenheid en openbare ruimte gecombineerd
worden,” zegt hij. “Dan zie ik een slimme ontwik-
keling, maar die ontwikkeling mis ik nu nog een
beetje,” zegt deze persoon na de uitleg van Van
der Zee.
Een andere persoon zegt na de presentatie van
Van der Zee dat het voor hem heel erg lijkt alsof
ze buiten de buurten toegevoegde waarde gaan
creëren. “En ik vind dat in principe een goed idee,
maar het is wel een ander soort aanpak.” Floris
van der Zee zegt juist dat hij ook op stadsniveau
naar dat soort zaken wil kijken. “Ik denk dat die
niveaus ook goed over elkaar heen kunnen vallen
en dat je zowel op buurt- als op stadsniveau naar
de verdichting kan kijken,” zegt Van der Zee.
Een betrokkene haalt de Taxandriëbaan aan die
tussen Tilburg-West en de Kruidenbuurt ligt. “Dat
is een demarcatiezone met een breedte van
honderd meter, terwijl je daar de buurten tot
elkaar kunt brengen en gezondere kwaliteiten
kunt ontwikkelen. En dat geldt ook voor al die
rijbanen in Tilburg-Zuid,” zegt hij. “Je kunt daar
kwaliteit aan toevoegen zonder dat je de
karaktereigenschappen van die buurten ter
discussie stelt. En de stad verandert nu eenmaal
continu.”
Een andere aanwezige kan zich vinden in de
stadsaanpak van Van der Zee. “We bouwen plek-
ken, en daarna denken we pas na over ont-
sluiting. Je moet integraal kijken. Dat gaat over
het parkeren, over voorzieningen, sociale binding
en mobiliteit. Er is een opgave de komende twin-
tig jaar. Hoe doe je dat slim? Hoe weeg je dat
soort zaken?” zegt deze persoon. Een andere
persoon reageert daarop dat de cityring daar
een treffend voorbeeld van is: “Voor de functies
van de binnenstad vormde de cityring een
barrière. Dat speelt natuurlijk ook op het niveau
van de stad.”
Een eigendomspuzzel
“Uiteindelijk kennen alle eigendommen verschil-
lende eigenaren en hele verschillende benade-
ringen. Met alle liefde wil ik met iedereen praten
over gebiedsniveaus, maar sommige ontwik-
kelaars zitten er om de stad beter te maken en
anderen zitten er voor het snelle geld. Er zitten
heel veel partijen voor de korte termijn in deze
business,” zegt iemand. Dat vermoeilijkt het inte-
grale proces wat hem betreft en maakt het ook
iets lastiger om onderling samen te werken.
“Je hebt met veel verschillende belangen te ma-
ken,” zegt hij. “Maar een provincie of een
gemeente kan van bovenaf ook een bepaalde
visie neerleggen. Op die manier kun je partijen
een beetje sturen.” Je moet partijen motiveren om
de samenwerking op gang te krijgen en dat kan
heel lastig zijn, zegt deze persoon. Er zijn
verschillende redenen waarom sommige partijen
niets zien in een samenwerking: dat kan bijvoor-
beeld gebiedstechnisch zijn, maar ook financieel.
Een ander persoon geeft een voorbeeld van een
goede afstemming tussen eigenaren. Zij pleit
vooral voor meer regie van bovenaf. “Als iemand
iets wil, dan zijn er steden waarmee je in gesprek
kunt gaan en waarbij meteen duidelijk wordt wat
er wel en wat er niet mogelijk is. Dan is het voor
de ontwikkelaar ook duidelijk of een plan haal-
baar is,” zegt deze persoon. “Als je op de
Tilburgse buurten een soort overkoepelende visie
kunt leggen kun je ook makkelijker tot een plan
komen. Dan weten ook de eigenaren van een
grond waar ze aan toe zijn.”
Ook de nieuwe Omgevingswet komt ter sprake,
waarbij bewoners moeten worden betrokken bij
besluiten in de openbare ruimte. Een persoon
zegt daarover dat als je slagkracht toont, dat je
daarmee veel draagkracht creëert onder
bewoners. “Onzekerheid is dodelijk voor het
proces. Je moet zorgen dat de bestuurders de
commitment hebben.” Een ander wil er wel voor
waken dat bewoners aan de voorkant worden
betrokken: “Er zijn legio voorbeelden waarin in
verschillende versies voor een ontwikkeling zijn
gemaakt waar bewoners zich gewoon niet in
konden vinden.”
“Het gaat zowel om iemands wijk als om iemands
privéomgeving. Dus mensen willen wel mee-
denken, maar zijn daardoor soms wel terug-
houdend,” zegt een ander. “Je moet mensen mee-
nemen in het afwegingsproces dat bestuurders
doormaken,” zegt hij. “Het is makkelijk om wensen
in een emmer te gooien en daar wat uit te vissen,
maar het is veel beter om burgers ook te
informeren dat als er meer woningen komen, dat
er dan ook meer rijbanen bij moeten komen.”
Inwoners moeten dus ook de consequenties van
bepaalde suggesties zien, zo is het idee.
“We moeten ook een langetermijnplannen
hebben voor ontwikkelingen,” zegt een aan-
wezige. Hij haalt het Kenniskwartier aan als voor-
beeld. “Dat gebied wordt de komende tientallen
jaren ontwikkeld, maar de de planvorming loopt
nu. Je moet dus een flexibel kader hebben en
geen blauwdruk maken waar je voortdurend aan
schaaft,” zegt hij.
Floris van der Zee sluit de avond af met de vraag
welke partij er nog aan tafel ontbreekt bij dit
soort gesprekken: “We zitten hier toevalligerwijs,
maar zijn er partijen die we missen?”. Een aan-
wezige reageert daarop dat er een drie-eenheid
is die je nodig hebt om dit soort gesprekken te
voeren die bestaat uit onderwijs, bedrijvigheid
en gemeente. “In die hoeken moet je het dus ook
zoeken,” zegt hij. Wellicht is dat interessant om bij
het volgende panel weer verder te bespreken.