Verslag

Rens van de Plas

Voormalige Industriegebieden

Nieuwe Verbindingen | regiogesprek

De expositie Nieuwe Verbindingen van CAST, BLASt en de Stedelijke Regio Breda-Tilburg (SRBT) is voor de vierde en voorlopig laatste keer verhuisd naar een nieuwe locatie: Carré Chassé in Breda. Na de zomer reist deze verder door de regio. Op elke locatie waar de expositie staat wordt een Regiogesprek georganiseerd, waarbij we in gesprek gaan over één van de opgaven die in de expositie wordt uitgelicht. Tijdens het Regiogesprek in Breda zoomen we met professionals en inwoners van de stad in op voormalige industriegebieden binnen stads- en dorpsgrenzen. Met een tiental architecten, ontwerpers, inwoners, ambtenaren, ontwikkelaars, medewerkers van corporaties en een wethouder in het publiek is de zaal goed gevuld.

Een ontwerper in de zaal werkt aan de herontwikkeling van het project De Faam in Breda, waar eind dit jaar een vergunningsaanvraag voor wordt ingediend. De Faam was vroeger een snoepfabriek in Breda waarvan een deel nog overeind staat. ‘We gaan dat project met hoge dichtheid ontwikkelen – bijna on-Bredaas. Wij zien het erfgoed echt als een cadeau. Ons project staat er straks voor een hele lange tijd: dan willen we de puzzelstukjes wel goed bij elkaar brengen.’

Een van de andere bezoekers is onderzoeker bij Monarch, het monumententeam van de Bredase geschiedkundige kring De Oranjeboom. Hij heeft onlangs nog een verslag van voormalig industriegebied Belcrum opgetikt. ‘IJzergieterij de Etna, de machinefabriek van Backer & Rueb, de fabriek van Kwatta en nog honderd fabrieken en bedrijven zaten in dat gebied. Het gros is weg. Er staat bijna niks meer. Vroeger werd er op de bevolking van die wijk neergekeken, nu is het een van de meest gewilde wijken van Nederland. Ik vond het interessant om daarnaar te kijken.’

Foto: Joris Buijs
Foto: Joris Buijs

Gebouwen met een ziel

Belcrum is dus een wijk die grenst aan die industriegebieden die enorme transformatie zijn doorgegaan, maar waar heel weinig van het industrieel erfgoed behouden is gebleven. Jammer, vindt de Bredase wethouder Eddie Förster. ‘Er wordt weleens gezegd dat het niet bombardementen zijn die het meeste vernielen, maar bestuurders. Dat houdt mij scherp. We kunnen beter drie keer nadenken voordat we erfgoed weghalen – ook als het niet als erfgoed geregistreerd staat. Oude gebouwen krijg je niet meer terug.’

Förster heeft in zijn stad te maken met meerdere gebiedstransformaties. Hij denkt dat juist die oude gebouwen karakter aan nieuwe wijken kunnen geven. ‘Je hoeft dan geen sfeer te creëren, die brengt zo’n oud gebouw namelijk vanzelfsprekend mee. In Tilburg vind ik de LocHal een goed voorbeeld, in Breda is de brouwerij heel goed gelukt. Zulke mooie gebouwen waar mensen echt een ziel in hebben gestopt, daar had ik er in Breda wel meer van willen hebben.’

Hoe doe je dat eigenlijk: oude gebouwen transformeren? De wethouder vertrouwt daarvoor vooral op zijn team. ‘Er wordt gekeken naar hoe we het oude recht kunnen doen en het nieuwe erbij kunnen betrekken. Heel vaak heb je woningen nodig om het oude erfgoed weer tot leven te brengen en zijn die woningen ook de sleutel tot een sluitende begroting. Als je naast een fabriekshal een toren zet, komt de focus op die toren te liggen en niet meer op die hal. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, maar ik vind het vooral belangrijk dat we geen kwaliteit verliezen.’

Dat betekent volgens de wethouder ook dat er soms sprake is van een ‘onmogelijke puzzel’. Hij wil ervoor pleiten om soms de teugels wat meer te laten vieren als dat betekent dat een project kwaliteit krijgt. Een project met minder parkeerplaatsen, bijvoorbeeld. ‘Dat vraagt lef en industrieel erfgoed op één durven zetten. Ik vind dat we daar bij de Strip al goed mee bezig zijn.’ Dat is een project in Breda waarbij meerdere erfgoedhallen worden meegenomen in de ontwikkeling.

Voor de wethouder is de regionale samenwerking van groot belang. ‘De kracht rondom dit onderwerp ligt bij elkaar scherp houden. Je moet durven inspringen en ook het regionale aanbod van industrieel erfgoed durven te verdedigen met elkaar. We trekken ook samen op om grootstedelijke ontwikkelingen erdoor te krijgen en om geld van het Rijk binnen te halen. We moeten veel meer als regio denken in plaats van als losse gemeenten’, concludeert de wethouder.

Foto: Joris Buijs
Foto: Joris Buijs

Games als inspiratiebron

Stedenbouwkundige bij de gemeente Breda Peter van Schie kan zich uitstekend in die woorden vinden. Hij is samen met stedenbouwkundige Marco Visser van de gemeente Tilburg ‘karduwer’ van de SRBT. ‘Heel veel dingen zijn niet binnen de contouren van je eigen grenzen op te lossen’, zegt Van Schie. ‘Water, de woningmarkt, verkeer: het houdt allemaal niet op bij de gemeentegrenzen of bij de Belgische grens.’

Het industriële erfgoed beschermen is niet per se een van de speerpunten van de SRBT, maar de regio wil wél overduidelijk lokale en regionale identiteiten beschermen en versterken. ‘Deze regio heeft een eigen profiel. Textiel in Tilburg, schoenen in Waalwijk, voedsel in Breda. We proberen samen te agenderen zorgvuldig om te gaan met industrieel erfgoed. Elke locatie heeft een unieke identiteit en eigen opgaven, maar we kunnen als collega’s makkelijker met elkaar bellen: hoe doen jullie dat eigenlijk? Welke rol nemen jullie zelf in?’

De jonge ontwerpers van de Europan-prijsvraag ontwierpen in Breda een idee voor ’t Zoet. Van Schie vond dat idee fascinerend. ‘Het lukte hen om de moderne beeldtaal van digitale videogames te vertalen naar een ontwerp over de fysieke ruimte. En zij bedachten: kunnen we niet veel duurzamer ontwikkelen als je in het gebied grondstoffen kunt laten groeien die je later gebruikt om huizen mee te bouwen? Een soort urban mining, eigenlijk. In de traditionele ontwikkeling gaat dat niet, maar zo’n prijsvraag genereert wel nieuwe ideeën. Op een gegeven moment komen we misschien wel tot een veel lokalere en duurzamere ontwikkeling.’

Foto: Joris Buijs
Foto: Joris Buijs

Als iedereen afhaakt

Bij ’t Zoet is er nog veel ruimte onbebouwd. Die ruimte had Jeroen Ruitenbeek niet. Ruitenbeek is partner en urban designer bij Palmbout Urban Landscapes en werkte aan meerdere plannen voor het Belvédèregebied in Maastricht. ‘Ons was gevraagd om een masterplan te ontwerpen voor een enorm gebied: een project vanaf het centrum van Maastricht tot aan de Belgische grens. We zouden daar duizenden woningen kwijt moeten kunnen.’

Haast spelenderwijs probeerde Ruitenbeek en zijn team wat uit. ‘We hebben een nieuwe wegenstructuur ontworpen die dat nieuwe gebied zou kunnen ontsluiten. We stelden voor om een grote verkeersbrug een stukje op te schuiven. Misschien is dat een beetje hoogmoed van een stedenbouwkundige om te denken dat dat zomaar kan met een simpel schetsje’, lacht de ontwerper. ‘Bij de opdrachtgevers ontstond er echter veel enthousiasme voor het idee. Dat is dus ook gebeurd. Daarmee hebben we de oude vestinggordel van de stad meer op orde kunnen krijgen.’

De oude rand van Maastricht was door de ingrepen van Palmbout weer toegankelijk geworden. Er kwam een Frontenpark, waar bezoekers in, over en onder de contouren van de oude stad konden wandelen. Dat park zou de schakel worden tussen de binnenstad en de duizenden woningen die in Belvédère zouden moeten landen. ‘Alleen: Maastricht bleek niet zo hard te groeien én er kwam een vastgoedcrisis aan. Grote beleggers haakten af.’

Even leek het project flink afgeschaald te moeten worden, maar toen gebeurde er iets verrassends. Een grote fabriek in het midden van het gebied – de Sfinxfabriek – gaf aan te verhuizen. ‘Dat was een godsgeschenk. We wilden verbindingen leggen, maar die fabriek was ook een stinkende, vieze barrière tussen twee prachtige omgevingen. Het was een gigantisch industrieel complex met veel schoorstenen, veel daken, zware gebouwen en obscure kelders. Overal lag het vol met van alles.

Het topstuk van het fabrieksterrein was een gebouw dat in de volksmond ‘de Eiffel’ werd genoemd: een enorm, langgerekt gebouw als baken van het gebied. De Eiffel en de andere fabriekspanden waren ommuurd, waardoor het lang niet toegankelijk is geweest voor normale passanten. ‘We wilden er veel meer een doordringbare stad van maken, dus zijn we gaan experimenteren. Wat als we hier een muur weghalen? Wordt het dan interessanter, of niet? Of helpt het als we er een stukje uithalen? Zo zijn we gaan denken om te kijken wat spannend is en wat niet.’

Een bevoorradingsgang is een openbare passage geworden met allerlei keramische tegels die de geschiedenis van de fabriek vertellen. In een oude timmerfabriek zitten nu een bioscoop en het Maastrichtse architectuurcentrum. Er is een popzaal en een Student Hotel in het gebied gekomen. De grote woningbouwopgave die in het gebied lag is dus deels anders ingevuld. ‘Er is nu een gemengd stuk stad ontstaan met verschillende aangezichten. Je ziet oude kopgevels, stukken muur en bomen die boven de muren uitgroeien.’

Ruitenbeek weet ook dat het niet makkelijk is om zulke projecten tot een goed einde te brengen. Hijzelf was dertig jaar als ontwerper bij Belvédère betrokken. De urban designer raadt aan hoe dan ook vol te houden. ‘De gemeente Maastricht heeft al die jaren doorgezet en is blijven investeren in het gebied, ook toen beleggers afhaakten en ook toen er financiële crisis was. De gemeente heeft echt initiatief genomen: het is wel belangrijk dat er een partij altijd in blijft geloven waar anderen afhaken.’

Dat Ruitenbeek in een klein team werkte met een paar stedenbouwkundigen van de gemeente, heeft ook geholpen om Belvédère over de eindstreep te trekken. ‘Je hebt mensen nodig die blijven: dan kun je ook best zonder strakke afspraken en kaders werken – juist om in dialoog en vanuit vertrouwen te blijven ontwikkelen. Maar als er mensen vertrekken, valt er kennis weg. En hoe meer inhuur je hebt, hoe meer ad-hocgedoe. Dan zijn kaders juist wél weer verstandig. Gelukkig is bij dit project altijd een harde kern betrokken gebleven.’

Foto: Joris Buijs
Foto: Joris Buijs

Bewust overdrijven

Partner-architect Ingrid van der Heijden van Civic - public architecture heeft dichter bij huis aan transformatieprojecten gewerkt. Op dit moment werkt Civic aan de broedplaats van Podium Bloos in Breda, waar het bureau een ontwerpprijsvraag voor won en waar ze een robuust gebouw voor de cultuurfabriek gaan ontwerpen. ‘Wij vinden het altijd belangrijk om te kijken wat je hebt op een bepaalde plek en wat je kunt gebruiken. We hechten veel waarde aan ‘waarachtige ervaringen’: dat in het gebied of gebouw dat je ontwerpt ervaringen plaatsvinden die menselijk hopelijk kunnen samenbrengen.’

Van der Heijden heeft genoeg ervaring opgedaan op andere plekken in de regio, zoals bij de LocHal. ‘Dat was een hele grote ruimte die eigenlijk uit twee hallen bestond. Uit de tender kwam het idee om in de ene hal een doos-in-doos-constructie te maken met vloertjes en in de andere Seats2Meet, een zalenverhuurbedrijf. Voor die vergaderzaaltjes hadden ze een hele lege hal bedacht. Daar hebben wij ingegrepen: we wilden die twee hallen liever als één gebied beschouwen.’ Er ontstond een trappenlandschap en Seats2Meet kreeg een plek op de eerste verdieping.

Verschillende delen van het gebouw zijn op verschillende manieren klimatologisch beheerd. Het trappenlandschap, waar ook op gezeten kan worden, is verwarmd. ‘Het idee is dat je de algemene temperatuur veel lager kunt hebben als je billen warm zijn’, zegt Van der Heijden daarover. Mede door dat klimaatconcept konden de ontwerpers de hallen open een hele open manier ontwerpen. ‘In het Textielmuseum zijn hele grote textiele doeken geweven, ontworpen door Inside Outside, van in totaal meer dan een half voetbalveld groot. Die dragen bij aan de akoestiek, de flexibiliteit van de ruimte en de atmosfeer.’

Het is ook een kwestie van anders denken, weet de architect. Voor de LocHal was een lijstje gemaakt met zalen die er moesten komen. Een medewerker van Civic heeft toen in kaart gebracht hoeveel zalen er in de regio al beschikbaar waren. ‘Toen konden we zeggen wat het aanbod in de regio was en wat er nog miste. Je kunt overal al zaaltjes boeken, maar zalen van het kaliber van de LocHal waren er nog niet.’ In de LocHal verrezen naast het trappenlandschap onder meer een Glazen Zaal, met ruimte tot 220 personen, meerdere kleinere werkkamers en tientallen losse werkplekken.

Bij het Schoenenkwartier in Waalwijk was de opgave anders. Daar verdween de schoenenindustrie en moest in een deel van het oude raadhuis – een ontwerp van Alexander Kropholler – een schoenenmuseum verrijzen. ‘Kropholler had hele sterke ideeën over goede en slechte architectuur. Hij ontwierp een middeleeuws raadhuis dat tussen 1932 en 1958 gebouwd werd. Alles wat belangrijk was, kreeg bij Kropholler een boog. Dat hebben we in onze nieuwe ontwerpen doorgetrokken en bewust overdreven.’

De ontwerpers hadden niet alleen te dealen met het oude raadhuis, maar ook met een jaren 80-kantoorgebouw achter. Wat kun je daar nog mee? ‘Het was nauwelijks geschikt te maken als museum’, erkent Van der Heijden. ‘Tot we gingen nadenken over de verbindingen tussen verdiepingen. We hebben het hele programma omgegooid en gezegd: hier moet niet alleen een museum komen, maar ook labs, een winkel, een café en een kenniscentrum. Hier komen ook die bogen terug in de vorm van cirkels.’

Bij keramiekwerkplaats Cor Unum in Den Bosch werden handgemaakte tegeltjes gemaakt, ontworpen door architect Laura van Santen en geproduceerd samen met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Die tegeltjes zijn bij de entree opgehangen. ‘Dat laat ook zien hoe je kleine, architecturale producten kunt maken met sociale en culturele waarde. Ik denk dat dat een heel belangrijk aspect van het Schoenenkwartier is. Het DNA van Waalwijk kwam daarmee weer terug in het gebouw’, besluit de architect.

Foto: Joris Buijs
Foto: Joris Buijs

Na de zomer reist Nieuwe Verbindingen verder door de regio, naar nieuwe gemeenten en met nieuwe opgaven op de agenda. Houd onze website in de gaten voor updates, of schrijf je in voor onze nieuwsbrief.